zondag 23 augustus 2009

Zomer in Spijk / Summer in Spijk






woensdag 5 augustus 2009

Horen of zien

Is het je wel eens opgevallen hoe groot de oren van veel oude mensen zijn? Hoewel het hoofd na een bepaalde leeftijd niet meer echt groeit blijven de oren in grootte toenemen. Hoe meer je hebt gehoord in je leven, hoe groter je oren worden. Dat die twee dingen niet causaal met elkaar verbonden zijn kunnen we niet zeker weten. Het zou misschien mogelijk zijn om in een laboratorium een partij proefmuizen in oplopende schaal van helemaal geen tot een optimale portie muziek te voorzien en dan twee jaar later hun oren op te meten en de verschillen te vergelijken. Maar of dat een proefsituatie is die een sluitend bewijs kan leveren betwijfel ik.
Mijn man, die componist is, is gezegend met grote oren. Met zijn leeftijd heeft dat niets te maken. Soms ben ik er van overtuigd dat het er meer dan twee zijn. Zelf heb ik kleintjes. Dat schijnt één van de zeven schoonheden te zijn maar dat terzijde. Ik heb dan weer ogen die alles zien. Af en toe is me dat tot last. Zo heeft het me bijna een jaar gekost om mijn rijbewijs te halen omdat ik achter het stuur niet alleen de medeweggebruikers en bewegwijzering waarnam maar ook de rode besjes in de struiken naast het huis met het witte hek en hoe mooi de schaduw van het hondje aan de arm van de geblondeerde dame over het stoepdeksel schoof.

Toch maak ik de beste dingen als ik niet kijk met mijn ogen. Vanochtend nog toen ik een polaroidfoto maakte door het raam van de oude caravan die achter mijn huis staat. Ik liep langs de caravan en er was niets te zien. Een oude caravan, een raam dat de uitgewoonde binnenkant onthulde en even verder door het andere raam zicht gaf op een man die te ver weg zat om op een foto zichtbaar te zijn. Een kleine fitis piepte onverstoorbaar omdat ik te dicht in de buurt van zijn nest stond en omdat de brandnetels prikten moest ik een stap achteruit doen. Er was niets te zien maar toch was er iets en zelfs toen ik mijn camera haalde en door de zoeker keek, afdrukte en wachtte tot langzaam het beeld verscheen wist ik het nog niet. Pas toen het hele beeld zichtbaar was zag ik het. Ik had het al gezien maar zonder mijn camera, zonder de foto, zonder mijn ogenblik, was het niet zichtbaar. Toen ik even later nog een keer langs de caravan liep was er niets te zien terwijl er niets veranderd was. Op de foto zag ik alles.

Toen ik later op de dag nog een keer naar de foto keek en mezelf verbaasde over wat er was vastgelegd schoot er een tekst door mijn hoofd, of eigenlijk een herinnering aan een tekst. Het was een stukje uit “Het grote luisteren”, de Huizinga-lezing die componist Elmer Schönberger een aantal jaren geleden gaf. Ik weet niet meer precies waar ik de tekst las maar een aantal zinnen uit die lezing heb ik destijds genoteerd in het zwarte boekje dat altijd ergens in m’n buurt rondslingert. Het gaat over hoe de componist te werk gaat en luidt als volgt: “De componist is niet alleen zijn eigen luisteraar, hij is zijn eerste luisteraar. Hij luistert naar waar nog niets klinkt, om vervolgens dingen te horen die er nog niet zijn. Wat hij hoort zal hij vervolgens zo goed mogelijk tot klinken proberen te brengen, dat wil zeggen, vastleggen in reproduceerbare symbolen, opdat ook derden het kunnen horen. Zo verbreekt hij de stilte - door haar tot leven te luisteren. Na gedane zaken zal hij haar in ere herstellen. Hoe zijn muziek ook moge eindigen, in een fortissimo of een fluistering, de stilte waarin zij uiteindelijk verdwijnt, verschilt wezenlijk van de stilte waaruit zij is voortgekomen.”

De kunstenaar is een schepper. Of hij een beeldend kunstenaar is of een toonkunstenaar maakt niet zoveel uit. In den beginne was er niets en in dat niets was alles al aanwezig want waar zou het anders moeten zijn? Waar de beeldend kunstenaar het ziet, hoort de musicus het.
De wereld die ik zelf schep is bijna altijd een stille wereld. Het eerste wat ik doe nadat ik mijn videomateriaal in de computer heb geïmporteerd is al het geluid wissen. In die stilte zijn dan weer andere geluiden te zien. Te zien inderdaad. Want een beetje beeldend kunstenaar hoort met zijn ogen zoals een goede musicus kijkt met zijn oren.

Ik zei al dat het niet zoveel uitmaakt of je werk bestaat uit klanken of vormen. Als het goed is levert beide hetzelfde op: een blik op een andere werkelijkheid, een besef van hoe de wereld in elkaar steekt. De geliefde uitspraak van trompettist Eric Vloeimans dat muziek een blikopener voor de geest is gaat ook op voor de beeldende kunst. Toch moet ik stiekem toegeven dat ik, als ik zou kunnen kiezen, liever toonkunstenaar dan beeldend kunstenaar zou zijn. Niet omdat het gras altijd groener is aan de andere kant maar omdat muziek geen omwegen maakt. Rechtstreeks via de oren naar het hart. Daar kan ik als beeldend kunstenaar nog een puntje aan zuigen. Of misschien moet ik mijn toeschouwers gewoon een oortje aannaaien. Zo eentje die de componist gebruikt om mee te zien. Wie weet wat er dan zou gebeuren.